Afl. 12 - Vlodrop kruipt uit zijn schulp

Gepubliceerd op 24 januari 2024 om 11:00


De grote wereld

Jacques Maessen was burgemeester in een tijd dat Vlodrop als het ware uit zijn schulp kwam. Het dorp zag er nog steeds net zo uit als honderd jaar daarvoor, toen het net bevrijd was van de Franse troepen van Napoleon. Het waren nog steeds maar een paar straten met boerderijtjes en huisjes met kleine raampjes, overal mestvaalten, het rook er naar vee, er was een oud kerkje, een gammel raadhuis, het eeuwenoude kasteeltje, een houten brug over de Roer en wegen vol gaten die hier en daar met kiezel werden gevuld. Eigenlijk was het enige ‘nieuwe’ de school die bij de brug was gebouwd, maar ook die was al uit de vorige eeuw.

Toch raakte het dorp geleidelijk meer verweven met de grote wereld. Het belangrijkste daarin was in 1916 de opening van de stoomtramdienst vanaf Roermond via de grensovergang van Posterholt. Daarmee kon je voor het eerst probleemloos in een dag op en neer naar de stad en vandaar met de trein de provincie en het land in. Maar al na zestien jaar was het duidelijk dat autobussen en vrachtauto’s efficiënter waren dan het trammetje en er kwam snel een einde aan. Op 1 augustus 1932 reed Jan van der Beek de eerste bus naar Roermond. Ook de wegen van en naar het dorp werden geleidelijk verbeterd. Lees hier het verhaal over dit korte avontuur.

Er kwamen meer voorzieningen. Na 1915 kwam er een telegraaf- en telefoonkantoor en begon de gemeente met het aanleggen van riolen. In 1920 vestigde dokter Meuwissen zich als eerste arts in de Roerstreek. Elke dinsdag- en vrijdagmiddag hield hij spreekuur in De Lindeboom. In 1926 werd het dorp aangesloten op het elektriciteitsnet, zodat de laatste lantarenopsteker, Gootzen, zijn werk kon beëindigen. Zoals Gootzen waren er nog enkele mannen op wie de mensen konden rekenen. Heel lang was Peter Potting veldwachter (de sjut) en vanaf 1912 was dat Leonard Beenen. [1]

De nieuwe tijd diende zich ook aan in de vorm van nieuwe activiteiten waarvoor de dorpelingen organisaties in het leven riepen[2]. Voor de boeren kwam er in 1899 een afdeling van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond en drie jaar de Boerenleenbank.  Op cultureel gebied volgden fanfare Wilhelmina (1900), zangvereniging Ons Genoegen en een toneelvereniging Sint Antonis. Sport was ook in trek want er kwamen een fietsclub (1908) en een voetbalclub (1922). De jaren daarna kwamen er afdelingen van de Katholieke Arbeidsbond (1923), de Jonge Boeren (1929) en van de Limburgse Vrouwenbond (1933). Het dorp deed dus volop mee met allerlei nieuwe verbanden in Limburg en in Nederland. Het absolute hoogtepunt daarin was dat schutterij Sint Martinus in 1920 de Auwwe Limburger won. Daarom mocht zij dat Oud-Limburgse Schuttersfeest organiseren op 26 juni 1921. Er reed zelfs een extra tram van Roermond naar Vlodrop om 1 uur 's middags en terug om half 11 ‘s avonds.

Ook de bedrijvigheid nam toe want in 1926 begonnen twee zonen Op het Veld van boerderij Steenhuis met hun constructie- en handelsbedrijf Veldkoning. Zij bouwden daarvoor een bedrijfshal achter de dubbele woning die tussen de kerk en Oude Kerkhof staat. Dat zou uitgroeien tot de mondiale achtbaanbouwer Vekoma Rides.

(Tekst gaat door onder de foto's.)


Omstreeks 1926 was er weer een periode dat er actief werd gewerkt aan een kolenmijn. Even later stopte dat weer omdat het niet haalbaar leek. Deze mannen met hun paarden en machine zijn aan het werk op 'de Bultj' op de Meinweg. Foto ontvangen van Coen Thevissen.

Links: noodbrug na het hoogwater van 1910. In 1927 werd de brug opnieuw verwoest en moest aannemer Beckers opnieuw een noodbrug bouwen. Daarna werd de betonnen brug aanbesteed waarvoor BenW financiële steun hadden gevraagd van het Rijk. Bij de bouw daarvan kwam de zoon van een schipper om het leven. Foto's uit Roerstreek in oude prenten, uitgave HVR 1980.


Branden

Er was dan wel vooruitgang, maar het leven was ook wreed en gevaarlijk. Er waren de zorgen en lasten die de Eerste Wereldoorlog meebracht met schaarste en voedseldistributie. In 1918 kwam daar de zeer besmettelijke en dodelijke Spaanse griep bij.

Er waren vaak flinke branden, zoals op zaterdag 10 september 1921. De schuren van het dorp lagen vol hooi en er stond een stevige westenwind. Brandweerkorpsen uit de wijde omtrek schoten te hulp, maar zij konden niet voorkomen dat in het blok dat grenst aan de Kleine Wal maar liefst veertien huizen, schuren en stallen werden verwoest.

Daarna meldden zich vijftig mannen om een vrijwillige brandweer te vormen. Aannemer Piet Beckers, een man op wie vaak een beroep werd gedaan, werd brandmeester. De brandweerlieden kregen de beschikking over een spuit en moesten die tamelijk vaak inzetten, waarbij zij steeds hulp kregen aangeboden van collega’s uit Herkenbosch en Effeld. In 1926 brandde een huis met schuur en stallen af. Op een zaterdagavond in september 1928 was er een felle brand in de Grootestraat waardoor een woning en een met stro gevulde schuur in vlammen opgingen. In december 1931 waren er twee branden in één week, waarvan één bij Peter Tegels nabij het postkantoor aan de Grootestraat. De brand duurde drie uur, vee en meubelen konden worden gered, maar het huis niet. De mensen woonden dicht bij elkaar, huizen en schuren waren kwetsbaar. We kunnen ons nu moeilijk voorstellen hoe angstwekkend deze branden moeten zijn geweest.

Er waren nog andere, meer persoonlijke drama’s. Een Vlodroppenaar schoot een Duitse inbreker dood met zijn jachtgeweer. Iemand kwam om toen hij kleren schoonmaakte met wasbenzine die in brand vlogen. In 1922 verdronk een veertienjarige jongen in de Roer. Een meisje van twee viel in een ketel water en verdronk. En ander meisje verbrandde levend bij een ongeluk en er was een dodelijk ongeluk met de stoomtram.

Het hele dorp raakte in de problemen toen in januari 1926 de houten Roerbrug weer eens door hoog water werd verwoest. Dat bood de gelegenheid een – kostbare – stenen brug te bouwen, maar dat was voor een kleine gemeenschap als Vlodrop financieel nauwelijks op te brengen. Kortom, er was voor het gemeentebestuur van alles te doen.

Secretaris Peter Mulders

Toen Jacques Maessen in 1915 burgemeester werd, waren er meer wisselingen in het dorpsbestuur. In maart 1915 legde de meest ervaren bestuurder van het dorp, Frans Biermans uit de Boomgaardstraat, zijn functie van gemeentesecretaris neer. Hij was toen 79 jaar oud en was maar liefst 47 jaar raadslid, wethouder en gemeentesecretaris geweest.

Biermans werd als gemeentesecretaris met algemene stemmen opgevolgd door een veel jonger raadslid, Peter Mulders. Die was in 1899, op 25-jarige leeftijd, uit zijn  geboortedorp Herten-Merum, als herbergier met zijn vrouw in Vlodrop komen wonen. Zijn vader was landbouwer.[3] Peter Mulders liet omstreeks 1925 de twee huizen Grootestraat 7 en 9 bouwen. Op nummer 9 woonde hij zelf met zijn gezin, op nummer 7 kwam Gerard Krekelberg te wonen.

(Tekst gaat door onder de foto.)


Oud-gemeenteraadslid, wethouder en gemeentesecretaris en lid van het kerkbestuur Frans Biermans (1836-1920) met zijn familie omstreeks 1894. Foto uit Roerstreek in oude prenten, uitgave HVR 1980.


Peter Mulders was een man die wist wat hij wilde en hij nam zijn nieuwe ambt als gemeentesecretaris meteen serieus. Na zijn benoeming tot secretaris sprak hij een dankwoord uit en toen hij de notulen van die raadsvergadering opschreef, citeerde hij zichzelf. Hij zei dat hij zijn ambt zou uitoefenen onder de leuze ‘werken, denken en lezen is leven’. Hij wilde zich duidelijk presenteren als een serieus bestuurder en die zijn zaakjes kende. Hij was daarmee opgewassen tegen de branie van burgemeester Jacques Maessen. Mulders en Maessen zouden menig robbertje uitvechten.

Noten

[1] De gemeente moest elk jaar een verslag maken met de namen van raadsleden, wethouders en het gemeentepersoneel. Dat laatste bestond uit de secretaris, de ontvanger en de veldwachter. Onder de raadsleden zien we steeds namen van dezelfde families. Het komt zelfs voor dat familieleden (met name de Maessens) met elkaar in de raad en het college zaten, hoewel dat niet mocht. Op lijsten van kiezers stonden zoveel mannen met vergelijkbare namen, dat de gemeentesecretaris voor de zekerheid de dorpse bijnamen erbij noteerde zoals Juppenhen, Friete Piet, Peerekoop en Tuit. (Gemeentearchief inv. nr. 636-681 en 1364.)

[2] J. Smeets, Verenigd Vlodrop, in Roerstreek 2002, HVR-jaarboek 34.

[3] Informatie ontvangen van Jo Schreurs uit Herten.


Vul hieronder je e-mailadres in als je in de toekomst een berichtje wilt ontvangen wanneer op deze website een nieuwe bijdrage verschijnt.


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.